Nederlandse ERA data ten opzichte van Europese data
In de jaarrapportage van de European Renal Association komen subtiele verschillen naar voren tussen de Nederlandse en Europese overlevingscijfers van patiënten op nierfunctievervangende therapie.
In Nederland is de incidentie van nierfunctievervangende behandeling per miljoen inwoners lager dan het Europees gemiddelde: 117 versus 152. De mediane leeftijd van nieuwe patiënten ligt in Nederland iets lager (66,0 jaar) dan in Europa (68,0 jaar). Wat betreft prevalentie per miljoen inwoners zijn de cijfers vrijwel gelijk, met 1065 per miljoen inwoners in Nederland tegenover 1074 per miljoen inwoners in Europa. De mediane leeftijd van prevalente patiënten is vergelijkbaar: 63,3 jaar in Nederland versus 63,9 jaar in Europa. Opvallend is de verdeling van behandelmodaliteiten bij prevalente patiënten. In Europa ontvangt 56% hemodialyse, 5% peritoneale dialyse en heeft 39% een niertransplantaat. Het laagste aandeel transplantaties is te zien in Montenegro (3.3%) en Roemenie (8.4%), waar het hoogste aandeel transplantaties in IJsland (71.8%) en Noord-Ierland (70.6%) is gerapporteerd. In Nederland zijn er relatief meer patiënten met een niertransplantaat: 33% van de patiënten krijgt een dialysebehandeling, terwijl 67% een niertransplantaat heeft.
Voor dialysepatiënten uit het meest recente cohort (2016-2020) blijkt de gecorrigeerde 2-jaars overleving in Nederland iets hoger (77,3%) dan het Europees gemiddelde (76,9%). Zowel bij transplantaties met een orgaan van een overleden donor als bij levende donoren zijn de cijfers in Nederland vrijwel gelijk aan die in Europa. De gecorrigeerde overleving na twee jaar ligt bij transplantaties met een overleden donor op 96,7% in Nederland, tegenover 96,8% in Europa. Bij levende donoren is dat respectievelijk 98,6% en 98,4%.
Als men kijkt naar de overlevingskansen van specifieke groepen worden iets meer verschillen kenbaar. Mannen en vrouwen in Nederland die dialyse ondergaan hebben een 2-jaars overleving van respectievelijk 80,2% en 81,7%, vergeleken met 78,6% en 80,2% in Europa. Bij patiënten die dialyse krijgen van 75 jaar en ouder springt het verschil het meest in het oog: in Nederland ligt de 2-jaars overleving op 65,3%, terwijl dit in Europa 61,7% is.
Voor niertransplantaties zijn de verschillen minder uitgesproken, maar oudere patiënten in Nederland doen het hier wel beter. Bij transplantaties met een overleden donor ligt de overleving van patiënten van 65 jaar en ouder op 89,2% in Nederland, tegenover 87,8% in Europa. Voor transplantaties met een levende donor zijn deze cijfers respectievelijk 97,1% en 95,4%. Voor andere leeftijdscategorieën zijn de verschillen minimaal en blijven de geslachten vergelijkbaar presteren.
Deze cijfers laten zien dat in Nederland in vergelijking met andere Europese landen een relatief hoger aandeel patiënten met terminaal nierfalen een niertransplantatie krijgt en dat Nederlandse patiënten op nierfunctievervangende therapie in verschillende behandelingsgroepen iets betere overleving kansen hebben, waarvan in het bijzonder de oudere patiënten. Verdere analyses kunnen inzicht bieden in de factoren die hieraan bijdragen en welke lessen op Europees niveau getrokken kunnen worden.